De urgentie rondom klimaatverandering verslapt, blijkt uit onderzoek van marktonderzoekbureau Ipsos. De aandacht gaat uit naar ogenschijnlijk urgentere kwesties, zoals energiezekerheid en inflatie. Toch zijn de meeste mensen ervan overtuigd dat we iets moeten doen om klimaatverandering tegen te gaan. Financiële prikkels kunnen daarbij helpen.
“Het is zorgwekkend dat de verwachting van individuen, de overheid en het bedrijfsleven om actie te ondernemen om de klimaatverandering aan te pakken dit jaar is gedaald”, schrijft hoofdonderzoeker Pippa Bailey, hoofd van Ipsos Climate Change en Sustainability Practices. “De aandacht wordt misschien gevestigd op ogenschijnlijk urgentere kwesties die van invloed zijn op het vermogen van een individu om zijn gezin dagelijks te onderhouden en te verzorgen.”
Publieke opinie over klimaatverandering
Uit een nieuwe wereldwijde Ipsos-enquête onder 21.231 volwassenen blijkt dat gemiddeld in 29 landen iets minder dan een derde (31 procent) van de mensen het ermee eens is dat hun regering een duidelijk plan heeft waardoor de overheid, bedrijven en mensen klimaatverandering aan kunnen pakken. De overeenstemming is sinds vorig jaar met gemiddeld 8 procentpunten gedaald in de 26 onderzochte landen, zowel in 2022 als dit jaar.
Klimaatverandering wordt door mensen als minder urgent ervaren, ziet ook politicoloog en onderzoeker bij Ipsos Sjoerd van Heck. “De gevoelde urgentie over klimaatverandering ebt wat weg, zowel wereldwijd als in Nederland.” Volgens Heck hebben we dat eerder gezien. “Klimaat is volgens veel burgers een heel belangrijk thema, maar er zijn vaak thema’s die als nog urgenter worden gezien.” Denk aan corona, energiezekerheid en de inflatie. Daardoor worden de zorgen over klimaat meer naar de achtergrond gedrukt.
Consumptiegedrag is te sturen
Maar er zijn ook hoopvolle resultaten. De meeste Nederlanders zijn ervan overtuigd dat we ‘iets’ moeten doen tegen klimaatverandering. Daarnaast valt op dat ongeveer vier op de tien Nederlanders zeggen dat ze zich laten leiden door financiële incentives bij duurzaam consumptiegedrag. “Dat impliceert dat we gedrag kunnen sturen”, zegt Van Heck. “Onder invloed van de hoge gasprijzen zijn Nederlandse huishoudens bijvoorbeeld veel minder gas gaan gebruiken afgelopen jaar.”
Van Heck ziet dat we dit soort inzichten kunnen gebruiken om beleid te maken. “Denk aan bijvoorbeeld een vliegtaks, een vleestaks of een vorm van rekeningrijden." " Zolang burgers die voor duurzaam gedrag kiezen daar dan ook van profiteren.”
Impact en perceptie komen niet altijd overeen
Wereldwijd zijn zeven op de tien het erover eens dat als iedereen kleine veranderingen in zijn dagelijks leven aanbrengt, dit een grote impact zou hebben op de aanpak van klimaatverandering. Toch blijkt uit het onderzoek dat er nog veel mispercepties bestaan over de daadwerkelijke effectiviteit van bepaald gedrag. Zo denken consumenten dat recycling een grote klimaatimpact heeft, terwijl het aanpassen van een dieet meer positief effect heeft.
De perceptie strookt dus niet altijd met de daadwerkelijke impact. “In Nederland zet bijvoorbeeld maar 13 procent het aanpassen van hun dieet in de top 3 van meest effectieve gedragsveranderingen”, zegt Van Heck. Terwijl een dierlijk dieet vervangen voor een plantaardig dieet vervangen juist veel effect heeft. Volgens hem zou het maatschappelijke debat verder moeten gaan dan het mantra dat ‘iedereen zijn steentje moet bijdragen’. “Er zou ook moeten worden gekeken naar de effectiviteit van verschillende acties en interventies.”
Dit artikel “Urgentie rondom klimaatverandering verslapt, maar daar is iets aan te doen" verscheen eerder in Change.inc.